Wake up to reality.

Dromen is romantisch. Dagdromen kan ontspannend en onderhoudend zijn. Maar dromen zijn bedrog.

Waarom hebben we het dan over dromen? Omdat we al meer dan 30 jaar worden gebombardeerd met de boodschap: “Volg je droom!”. Sterker nog: als je maar vast genoeg gelooft in je droom en alles opzij zet om hem te bereiken, dan zúl je hem ook waar maken en dan word je gelukkig. Dit is de onderliggende waarheid waarop tal van coaching programma’s zijn gebaseerd en waarmee consultants de medewerkers van grote bedrijven trainen. Aan dit denkbeeld kleeft een akelige waarheid: als je in de afgelopen decennia er niet in bent geslaagd om je droom waar te maken, dan heb je er óf niet echt in geloofd óf niet goed genoeg je best gedaan. Hoe dan ook: het is jóuw schuld. Aangezien maar een heel heel klein percentage van alle mensen er echt in slaagt om een droom uit te laten komen (er is geen onderzoek naar gedaan, maar het zal heel ver onder de één promille liggen) moeten al die anderen wel concluderen dat ze losers zijn. Dat maakt dat zoveel mensen zich niet echt gelukkig voelen. Ze hebben tenslotte niet waar gemaakt wat zo makkelijk voor het grijpen lag, als ze maar echt in zichzelf hadden geloofd en echt hun best hadden gedaan. Het overgrote deel van de mensen moet concluderen dat ze gefaald hebben in hun leven en dat dat helemaal, van begin tot einde, hun schuld is. Een ongezonde situatie voor een samenleving.

Hoe moet het dan wel? Durf te dromen is op zichzelf geen foute boodschap, maar bedenk dat er veel verschillende soorten dromen zijn, van natte dromen tot nachtmerries. Het “volgen van je droom” heeft teveel het karakter gekregen van “probeer te bereiken waar je echt opgewonden van raakt = volg je passie”, terwijl dat juist dromen zijn in de letterlijke zin van het woord droom = richtingen die jouw hersenen ’s nachts inslaan als je er geen controle over hebt, maar die kant noch wal raken en niets met de werkelijkheid te maken hebben. En dat is maar goed ook, want dat geldt ook voor de nachtmerries. Een veel beter soort “droom” is: vorm een reëel beeld van wat je zou willen bereiken en probeer een weg uit te denken om daar te komen. Verlies daarbij een aantal zaken niet uit het oog:

  • de wereld vormt zich niet naar jouw droom, enkel omdat jij dat wil
  • je bent ALTIJD afhankelijk van anderen om je doel te bereiken
  • zonder “worst case scenario” is jouw droom niet meer dan een sprookje
  • de weg naar het einddoel kent vele tussentijdse mijlpalen: markeer die
  • je prestatie ligt in het afleggen van de weg, niet bij het einddoel

Met deze randvoorwaarden als richtlijn kun je je dromen zodanig formuleren, dat je een realistisch pad kunt uittekenen, langs meetbare mijlpalen, waarbij je kunt benoemen welke externe factoren (= things you don’t control) cruciaal zijn voor het welslagen en weet je dat wanneer het worst case scenario zich voordoet, jij dat in elk geval kunt overleven.

Cinque Terra - pad

Dat pad is jouw plan. Een levend iets, dat na elke bereikte mijlpaal ook weer bijgestuurd kan worden, afhankelijk van hoe de externe factoren zich ontwikkeld hebben en hoe jij jezelf hebt ontwikkeld. Dat laatste kan ook betekenen dat het einddoel dat je nastreeft niet meer hetzelfde is als toen je begon en ook dat is prima: jouw gevoel van eigenwaarde en succes wordt bepaald door het feit dat je op pad bent gegaan en daar naar vermogen aan werkt, niet door de vraag of je intussen al dan niet die originele droom hebt gerealiseerd.

Hoe oefen je dit? Simpel: in de praktijk. Anders gezegd: het feit dat je oefent is onderdeel van de weg die je aflegt. Een sporter neemt ook niet plompverloren aan wedstrijden deel, maar begint eerst met trainen = oefenen. En dat doet hij hoogstwaarschijnlijk in omstandigheden die zoveel mogelijk de werkelijkheid van de wedstrijd benaderen. Wielrenners gaan kilometers fietsen, voetballers spenderen uren met elkaar op het trainingsveld (= gewoon een voetbalveld), hardlopers rennen veel, enzovoorts.

Voor vrijwel iedereen geldt dat er niet slechts één doel is dat je zou willen bereiken in je leven, maar dat er een reeks van dingen te benoemen zijn, waarvan je zou willen dat ze “beter” waren of “anders” zouden lopen. Daar zitten zaken bij die je misschien als “van levensbelang” zou willen betitelen en daar zitten dingen tussen die eigenlijk volkomen onbelangrijk zijn, maar op zich wel leuk als je het zou kunnen bereiken. Die laatste categorie is jouw “trainingsveld”.

Kort en goed: er zijn tal van kleinschalige doelen te bedenken, die dichtbij jezelf staan en die voor vrijwel iedereen gelden, ook al laten we bijna allemaal na om ze na te volgen. Zaken in huis die verbeterd kunnen worden (afgebladderd houtwerk, loszittende klinken, een verbouwing of herinrichting) of nog dichterbij aan jezelf, namelijk jij zelf (andere gewoonten zoals meer bewegen, vet eten en/of suikerrijk eten minderen, niet consumeren van zaken waar je de massale bio-industrie rijker mee maakt, geen producten kopen waarvan je weet dat mensen zijn uitgebuit in het proces, enz.). Het zijn dingen waarvan je, als je er ook maar heel even over nadenkt, heus wel weet dat het beter zou zijn om er iets aan te veranderen. Nou dan: stel het als doel, plan het in en doe het. Ongeacht het resultaat: je huis verandert niet opeens in een luxe villa, er zal altijd nog vet en/of suiker in je eten zitten, de spijkerbroek die je draagt komt uit een sweatshop in Bangladesh. Je hebt, zoals altijd, niet alles zelf 100% in de hand en je weet niet van alles wat de achtergrond en inhoud is. Maar je kunt besluiten om een bepaalde kant op te gaan en dat dan vervolgens ook te doen. Je zult zien dat het nemen van het besluit en het zetten van de stappen, voldoening geeft en je gevoel van eigenwaarde verhoogt. Dan weet je ook dat je op diezelfde manier de grote dingen in je leven kunt benaderen. Waarbij een bijzondere kanttekening: vaak ontdek je later in je leven dat wat jij als de kleine dingen beschouwde, achteraf gezien de grote dingen blijken te zijn.